Search term schrik has 4 results
Jump to
NL Dutch EN English
schrik (n v adj) [a phobia; sense of fear induced by something or someone] {m} fear (n v adj) [a phobia; sense of fear induced by something or someone]
schrik [algemeen] {m} fright [algemeen]
schrik [persoon] {m} terror [persoon]
schrik (n v) [a persistent pest, illness, or source of trouble] {m} scourge (n v) [a persistent pest, illness, or source of trouble]

Dutch English translations

NL Synonyms for schrik EN Translations
ontzetting [ontsteltenis] f Entsetzen {n}
paniek [ontsteltenis] f Panik {f}
weerzin [afkeer] m Abscheu {m}
vrees [angst] m Furcht {f}
verschrikking [boeman] f Schrecken {m}
angst [paniek] m Phobie {f}
onrust [paniek] m Dysphorie
radeloosheid [paniek] f Mutlosigkeit {f}
ontsteltenis [consternatie] f Entsetzen {n}
verbijstering [ontzetting] f Topor (n)
benauwdheid [bangheid] f Dyspnoe {f}
ontzag [bangheid] n Ehrfurcht {f}