Search term sluiten has 21 results
NL Dutch EN English
sluiten [subject] {n} finish [subject]
sluiten [overeenkomst] {n} settle firmly [overeenkomst]
sluiten [fabriek] {n} close down [fabriek]
sluiten [bedrijf] {n} close down [bedrijf]
sluiten [aktie] {n} closing [aktie]
NL Dutch EN English
sluiten (v n) [to close] {n} shut (v n) [to close]
sluiten [deur] {n} shut [deur]
sluiten [deur] {n} shut [deur]
sluiten {n} shut
sluiten [overeenkomst] {n} clinch [overeenkomst]
sluiten [bedrijf] {n} liquidate [bedrijf]
sluiten [fabriek] {n} shut down [fabriek]
sluiten [vergadering] {n} close [vergadering]
sluiten [subject] {n} close [subject]
sluiten [deur] {n} close [deur]
sluiten [deur] {n} close [deur]
sluiten [bedrijf] {n} close [bedrijf]
sluiten [contract] {n} conclude [contract]
sluiten [vergadering] {n} wrap up [vergadering]
sluiten [fabriek] {n} do away with [fabriek]
sluiten {n} close

Dutch English translations

NL Synonyms for sluiten EN Translations
kloppen [uitkomen] n tepsti
dichtklappen [afgrendelen] zapreti
dichtdoen [afgrendelen] zapréti (v n adj)
uitsluiten [buitenhouden] izključiti (v prep conj)
eindigen [aflopen] n končati