Search term tell apart has 5 results
Jump to
EN English NL Dutch
tell apart (v) [distinction] onderscheiden (v) [distinction]
tell apart (v) [distinction] differentiëren (v) [distinction]
tell apart (v) [distinction] een onderscheid maken (v) [distinction]
tell apart (v) [distinction] uit elkaar houden (v) [distinction]
tell apart (v) [distinction] onderkennen (v) [distinction]

EN NL Translations for tell

tell opgeven {n}
tell (v) [indication] zeggen (v) [indication]
tell (v) [information] zeggen (v) [information]
tell (v) [order] zeggen (v) [order]
tell (v n) [to discern, notice, identify or distinguish] zeggen (v n) [to discern, notice, identify or distinguish]
tell (v) [warning] zeggen (v) [warning]
tell (v) [information] vertellen (v) [information]
tell (v) [story] vertellen (v) [story]
tell (v n) [to discern, notice, identify or distinguish] vertellen (v n) [to discern, notice, identify or distinguish]
tell (v) [story] verhalen (v) [story]

EN NL Translations for apart

apart afgezonderd
apart afzonderlijk
apart (o) [general] uiteen (o) [general]
apart (o) [general] uit elkaar (o) [general]
apart (o) [general] aan stukken (o) [general]
apart (o) [objects] van elkaar (o) [objects]
apart (o) [aside] apart (o) [aside]
apart (o) [objects] apart (o) [objects]
apart (o) [aside] opzij (o) [aside]
apart (o) [aside] weg (o) {m} [aside]