Search term van zijn stuk brengen has 12 results
NL Dutch EN English
van zijn stuk brengen [gevoelens] upset [gevoelens]
van zijn stuk brengen [gevoelens] trouble [gevoelens]
van zijn stuk brengen [gevoelens] disconcert [gevoelens]
van zijn stuk brengen [gevoelens] embarrass [gevoelens]
van zijn stuk brengen [gedrag] unsettle [gedrag]
NL Dutch EN English
van zijn stuk brengen [verwarren] bewilder [verwarren]
van zijn stuk brengen [verwarren] perplex [verwarren]
van zijn stuk brengen [verwarren] baffle [verwarren]
van zijn stuk brengen confuse
van zijn stuk brengen [verwarren] confuse [verwarren]
van zijn stuk brengen [verwarren] befuddle [verwarren]
van zijn stuk brengen [verwarren] unhinge [verwarren]

NL EN Translations for van

van [algemeen] to [algemeen]
van [boeken] by [boeken]
van of
van [algemeen] of [algemeen]
van [bezit] of [bezit]
van [boeken] of [boeken]
van [materiaal] of [materiaal]
van [oorsprong] of [oorsprong]
van [oorsprong] originating from [oorsprong]
van [oorsprong] from [oorsprong]

NL EN Translations for zijn

zijn [bestaan] {n} living [bestaan]
zijn [filosofie] {n} existence [filosofie]
zijn [plaats] {n} be located [plaats]
zijn {n} be
zijn (v) [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs] {n} be (v) [(archaic) used to form the perfect aspect with certain intransitive verbs]
zijn [algemeen] {n} be [algemeen]
zijn [filosofie] {n} be [filosofie]
zijn [plaats] {n} be [plaats]
zijn [filosofie] {n} exist [filosofie]
zijn [bestaan] {n} existing [bestaan]

NL EN Translations for stuk

stuk [lap grond] {n} stretch [lap grond]
stuk (adv determiner n) [apiece] {n} all (adv determiner n) [apiece]
stuk {n} part
stuk [machine] {n} defective [machine]
stuk [meisje] {n} knockout [meisje] (slang)
stuk [deel] {n} bit [deel]
stuk {n} piece
stuk [deel] {n} piece [deel]
stuk [deel] {n} small part [deel]
stuk [deel] {n} morsel [deel]

NL EN Translations for brengen

brengen [halen] fetch [halen]
brengen [persoon] bring along [persoon]
brengen [halen] bring [halen]
brengen [persoon] bring [persoon]
brengen [voldoening] bring [voldoening]
brengen [voorwerpen] bring [voorwerpen]
brengen [halen] get [halen]
brengen [halen] go get [halen]
brengen wear
brengen [voldoening] give [voldoening]