Woxikon / Dictionary / English Dutch / W / week

EN NL English Dutch translations for week

Search term week has 8 results
Jump to Dutch » English
EN English NL Dutch
week week {m}
week (n) [period] week (n) {m} [period]
week (n) [period of seven days] week (n) {m} [period of seven days]
NL Dutch EN English
week [handdruk] {m} weak [handdruk]
week [handdruk] {m} limp [handdruk]
week {m} week
week (n) [period of seven days] {m} week (n) [period of seven days]
week [periode] {m} week [periode]

Dutch English translations

NL Synonyms for week EN Translations
zacht [pappig] 優しい (adj v n)
broos [zwak] 脆弱な (adj)
slap [zwak] だらしない (adj)
teer [zwak] m 脂 (n v)
zwak [broos] n 弱々しい (adj n v)
sloom [lamlendig] 鈍い (adj n)